Hoofdstuk
4 Kansberekening.
Als
je dit vers zo leest, zonder het te plaatsen in de context dan komt
het vreemd over.
Immers
waarom zijn wij beklagenswaardig als we in ons leven onze hoop hebben
op Christus?
Stel
dat de Bijbel niet het Woord van God is, maar door mensen verzonnen.
Als christenen dan toch geloven dat het wel het Woord van God is,
hebben ze geloofd in een illusie. So what? (= wat dan nog)
Andersom
is veel erger. Stel dat je niet wilt aanvaarden dat er een God is die
hemel en aarde gemaakt heeft en je Hem niet wilt dienen (wat dat
inhoud bespreek ik later, maar dat dienen is goed te doen) en als dan
na je dood blijkt dat er wel een hiernamaals is, dan sta je mooi met
lege handen en heb je een probleem.
Wiskundige
aanpak:
Uitgaande
van 2 keer 2 mogelijkheden krijg je 4 kansen, waarvan er 2 neutraal
zijn, 1 heel nadelig en 1 heel voordelig kan uitpakken.
Stellingen:
A
Er is geen God, de Bijbel is door mensen verzonnen
B
De Bijbel is waar en vertelt mij hoe ik behouden kan worden.
En
twee soorten mensen:
I De
mensen die het bestaan van een God en een hemel verwerpen
II De
mensen die beide wel erkennen (die worden meestal gelovigen genoemd,
hoewel voor de eerste opvatting meer geloof nodig is, maar dat
terzijde)
Een
ongelovige (I) heeft 2 kansen, als blijkt dat hij gelijk heeft (A),
en er inderdaad niets is na de dood; niets aan de hand, maar als
blijkt dat hij het mis heeft (B), heeft hij wel een probleem.
Een
gelovige (II) heeft ook 2 mogelijkheden, als hij het bij het recht
eind heeft (B) komt hij in de hemel, als blijkt dat hij in een
illusie heeft geloofd (A) is er volgens mij geen man overboord.
De
tekst waaruit het vers is gehaald waarmee dit hoofdstuk begon, gaat
over het werk van Christus en het eeuwige leven dat de gelovige
krijgt.
Hij
geeft je leven doel en inhoud; Hij helpt je als het ware door dit
leven heen en daarboven heb je nog het uitzicht op een heerlijke
toekomst.
Als
je dit verwerpt (die toekomst) ben je inderdaad zeer
beklagenswaardig. Je gelooft dan dat met de dood alles ophoudt.
Maar
tot geloof komen is simpel een kwestie van kansberekening.
Een
gelovige heeft 2 mogelijkheden:
A
I Neutraal (Jammer dan) of:
B
II Wel gedaan goede dienstknecht, ga in tot de koningszaal’’
Een
ongelovige heeft ook 2 mogelijkheden:
I
: A Dood is dood, of
II:
B Toch wel een groot probleem. Wel verantwoording moeten af leggen
en geen advocaat.
De
bekende filosoof Blaise Pascal heeft dit ook al beschreven, zie lemma
Wikipedia: ''Gok van Pascal''.
Citaat:
Hoewel bij
hedendaagse besprekingen van de Gok van Pascal vaak de context
vergeten wordt, is deze wel belangrijk wil men de oorspronkelijke
intentie van Pascal begrijpen. De Gok zelf is te vinden in notitie
233, maar de argumentatie bestrijkt heel sectie 3 "De noodzaak
van de Gok" (notitie 184 t/m 241).[2]
In notitie 194 begint Pascal met
kritiek op de atheïsten
van zijn tijd: hij zegt dat ze religie aanvallen zonder deze eerst
grondig te onderzoeken. Zo zouden de aanvallen logisch zijn indien de
(christelijke) religie pretendeerde een open en direct zichtbaar
beeld van God te hebben. Volgens Pascal is echter het tegendeel waar;
het zegt dat de mens vervreemd is geraakt van God, en dat God zich
voor de mens heeft verborgen (in voetnoot 5 verwijzend naar Jesaja
45:15[3]).
Pascal prijst iedereen die serieus met zijn twijfels en onwetendheid
omgaat, en zoekende is. Maar hij beschimpt mensen die het niet kennen
en niet zoeken. Hij stelt dat de bewijzen die hij presenteert daarom
uitsluitend voor de zoekende zijn bedoeld.
Vanaf notitie 205 gaat Pascal
verder met het omschrijven van de hachelijke situatie van de mens,
als punt tussen het Niets en het Oneindige, en wijst op de beperkte
kennis van de mens. "Als
ik nadenk over de tijdigheid van mijn leven, opgeslokt door
eeuwigheid vóór en na.... Het jaagt mij angst aan omdat ik hier
ben, in plaats van ergens anders, want er is geen reden waarom ik
hier ben en niet ergens anders".
Kijkend naar de
natuur kan Pascal niet concluderen of God wél of niet bestaat. Hij
wijst er nogmaals (notitie 233) op dat gelovigen volgens hem niet
beweren rationele argumenten te hebben voor hun geloof. Als ze
(gelovigen) het zouden bewijzen, zouden ze hun woord niet houden.
Maar het gebrek aan bewijs laat niet zien dat het onzin is. God is,
of God is niet. Als men zou moeten gokken, dan kan men de keuze voor
geen van beide rationeel verdedigen, maar tegelijk dient men ook niet
te veroordelen dat andere mensen wel een keuze maken. Toch vindt
Pascal dat men een keuze moet maken, want iedereen die in leven is
zal ooit doodgaan en moet voordien over zijn of haar lot hebben
besloten.
Gezien een gelijke kans op
verlies en winst, moet men een afweging maken: wat heb ik te winnen,
en wat heb ik te verliezen? "Ik
weet slechts dat wanneer ik deze wereld verlaat ik ofwel eeuwig in de
vernietiging val of in de handen van een boze God, zonder te weten
welke van deze toestanden mij voor eeuwig zal worden toegewezen."
(notitie 194; overigens spreekt Pascal elders van "vernietigd
worden of (eeuwig) ongelukkig zijn"[4]).
Anderzijds is er een kans op eeuwig leven van geluk. Als men wint,
wint men alles; als men verliest, verliest men niets: gok dus zonder
te weifelen dat Hij er is, concludeert Pascal.
Er zijn verschillende punten van
kritiek in te brengen tegen de redenering, een aantal mogelijke
punten van kritiek zijn:
- Pascal zegt dat degene die gokt niets te verliezen heeft, terwijl dit wel het geval is zoals hij verderop noemt: het zoeken kost tijd en gaat samen met het opgeven van aardse genoegens. Een risico hatend persoon zou daarom kunnen kiezen ‘God bestaat niet’.
- Het kiezen voor eeuwig geluk in de toekomst, hangt af van de waardering van toekomstig geluk, of de huidige waarde van toekomstig geluk (Contante waarde).
- Het is een ad consequentiam-drogreden. De Gok van Pascal levert geen inhoudelijk bewijs dat God bestaat, alleen het gevolg van wel of niet in hem geloven (en kan zodoende slechts als nevenschikkend argument voor geloof in God gebruikt worden).
- Critici vragen zich af of men wel kan besluiten om te geloven in God zonder echt van zijn bestaan te zijn overtuigd, alleen maar om de hel te mijden. Als God alwetend is -zoals veel christenen stellen- dan zou hij dit bedrog meteen doorzien (zoals onder andere in Matteüs 7:21-23 wordt gesteld). Het zou daarom geen zin hebben om, uit angst om in de hel te komen, zich op het sterfbed (of eerder) te bekeren.[5][6]
- De Gok veronderstelt dat alleen de christelijke God zou kunnen bestaan; er zijn echter talloze goden en godinnen waarin de mensheid gelooft of geloofd heeft, en Pascal kan ons niet vertellen waarom het bestaan van de christelijke God waarschijnlijker is dan dat van alle anderen. Als (een) andere god(en) de mensen opwacht(en) na de dood, zou(den) deze(n) hen evengoed kunnen straffen voor hun geloof in de verkeerde god (of, als men bijvoorbeeld veronderstelt dat de christelijke god gelijk is aan de islamitische (Allah), in de verkeerde profeet, namelijk Jezus in plaats van Mohammed). Dit bezwaar, ook wel bekend als het argument van inconsistente openbaringen, haalt de positieve winstverwachting onderuit.[7]
Einde
citaat.
Kritiek
op deze kritiek:
- Het opgeven van aardse genoegens is geen verslechtering van je leven.
- De bijbel spreekt duidelijk over een hemel, waar het beter is dan op aarde.
- Het mag dan een drogreden zijn. is het daarom minder waar?
- Als je weet dat God bestaat, ga je je toch verdiepen in Hem.
- Er is inderdaad een gevaar dat je in de verkeerde god gaat geloven, maar niet geschoten is altijd mis. Als je het dan toch niet kunt weten, neem dan het geloof dat het meest logisch in elkaar steekt en leert dat je behouden bent op grond van Genade en niet door werken.
Er
is ook een filmpje van. https://www.youtube.com/watch?v=Xrfo2W2Hr5Y
Geen opmerkingen:
Een reactie posten