zondag 22 oktober 2000

2000 10 22 05 Hoofdstuk 3: Schepping of evolutie.



Hoofdstuk 3 Schepping of evolutie.

Je gelooft in het een of in het ander.
Je denkt dat het scheppingsverhaal waar is of je denkt dat de evolutie theorie waar is.
Zoals ook met het experiment van de vallende kogels is aangetoond: het aantonen van de onjuistheid van een theorie leidt niet meteen tot het verwerpen daarvan.
Mijn gedachte: ''Niet datgene wat waar is, is waar; datgene waarvan men denkt dat het waar is, dat is waar.''
In het NRC van vr/za 21/22 december 2019 staat een artikel van Bas Heijne met als titel:''Het gaat helemaal niet om feiten. Het gaat om de beleving''
Iedereen maakt zijn eigen wereldje en is daar moeilijk of niet uit te krijgen.
Objectieve waarheid bestaat niet is de conclusie uit dit stuk.

Was/is er een God die alles gemaakt heeft of was het puur toeval?
Dit is afhankelijk van de context.
In de Bijbel lezen we dat er een God was die in het begin hemel en aarde geschapen = gemaakt heeft.
Als gevolg van het willen ontkennen van dit verhaal is bedacht dat alles ontstaan is uit de oerknal.
De fout wordt gemaakt dat men het eerste geloof noemt en het tweede wetenschap en dan wetenschap tegenover geloof zet.
Het zijn gewoon 2 geloven (en ze staan inderdaad tegenover elkaar).
Bovendien, die oerknal bewijst nog niets; Als ik God was, zou ik het ook zo doen.
Een parallel verhaal kun je opstellen over schepping en evolutie, om het ontstaan van leven te verklaren.
In de Bijbel vind je dat God de dieren schiep ‘’naar hun aard’’
Eerst de zeedieren en later de landdieren en tot slot de mens, Adam.
Later werden de landdieren gered, samen met Noach in een boot die een grote vloed overleefden.
Eeuwen lang heeft dit verhaal tot geen enkele verwarring geleid, ook de vraag of er wel een God bestond werd niet gesteld. Je zag om je heen, de aarde die je zag was door God gemaakt. Geen discussie.

Darwin wilde de ontwikkeling van soorten bestuderen en kon een plaats krijgen aan boord van de Beagle en bezocht de Galapagos eilanden.
Hij ontdekte dat de verschillende eilanden ook een verschillende vegetatie hebben en dat de dieren zich daaraan hadden aangepast.
Het bekendste voorbeeld is dat van de vink. Hun snavels hadden zich aangepast aan de verschillende soorten zaden die op de eilanden verschillend waren.
Dit idee heeft hij geëxtrapoleerd en bedacht dat het misschien mogelijk zou zijn dat daardoor de ene soort zich kon ontwikkelen uit een andere.
De dieren die door mutaties zich het beste aanpasten aan de veranderende omstandigheden hadden meer kans zich voort te planten. Vandaar de titel: het ontstaan der soorten door natuurlijke selectie.
Let wel; hij schreef dit werk als een filosofie. In een bibliotheek zul je dit werk dan ook niet vinden bij de afdeling wetenschap, maar moet je zoeken in de afdeling filosofie.
Het was niet zijn bedoeling dat dit werk zo uitgebreid en uitgebouwd werd dat het zou gaan leiden tot het ontkennen van een schepper.

Een van zijn volgelingen, ene Alexander Huxly, ging enthousiast met zijn ideeën aan de haal omdat hij er een alternatief van de schepping in zag en daardoor van het Godsbewijs van een schepping af was.

In het Neanderthaler museum in Wuppertal vind je de evolutie van de equus tot het tegenwoordige paard. Het bewijs wordt geleverd door beestjes die op elkaar lijken in de volgorde van klein naar groot, neer te zetten en zo krijg je de ontwikkeling van dat kleine paardje tot het tegenwoordige paard. Wat mij opviel is dat de diverse stadia van ontwikkeling gevonden werden in verschillende wereld delen, er is dus geen sprake van een geleidelijke ontwikkeling.
Ondanks verwoed zoeken en jarenlang geëxperimenteer is er geen spoortje bewijs gevonden dat leven kan ontstaan uit dode materie.
Dat Alexander Huxly zo enthousiast de evolutie theorie omarmde was omdat daarmee aangetoond kon worden dat er geen God nodig was om het bestaan van de wereld om ons heen te verklaren.
Een voorbeeld:
Een tafel staat in de kamer. We gaan het bestaan van deze tafel wetenschappelijk verklaren:
De tafel is daar gekomen omdat er enige tijd geleden een overstroming geweest is en toen is de tafel door het raam naar binnen gekomen, hij is op de rand van de vensterbank blijven haken en zo met de poten naar beneden in de kamer gekomen.
En de mooie gladde bovenkant?
Dat is gekomen omdat hij met deze bovenkant over een berg is gegleden en geschuurd.
Vervolgens wordt inderdaad ontdekt dat er in de buurt een overstroming is geweest en ook zijn er bergen in de buurt, waarmee dus de theorie bewezen is.
Als je dan aankomt met twijfels of ‘’er moet toch een maker zijn’’ dan word je weggehoond. Er is toch aangetoond dat er een overstroming geweest is en die berg die gezorgd heeft voor die gladde bovenkant staat daar toch!

Ik geef een ander voorbeeld:
Een simpele levende cel zit ingewikkelder in elkaar dan een horloge.
Het is een bekend gedachten experiment, maar ik noem het toch: stel dat je bv. op de maan een werkend horloge vindt. Dan ga je toch zoeken om een eigenaar of maker?
Maar nee, de huidige wetenschap gaat allerlei omstandigheden bedenken waardoor het mogelijk is dat er een werkend horloge kan ontstaan en het bewijs dat die theorie juist is: dat gevonden horloge!
Je kunt erom lachen, maar het is precies wat de evolutionisten doen.

Nu geen tafel of horloge maar het fossiel van de Archaeopteryx, de vliegende hagedis.
Hoe is dat beestje ontstaan? Nu er was eens een reptiel, bijvoorbeeld een hagedis en die dacht: ‘’laat mij eens vleugels ontwikkelen’’ miljoenen jaren heeft dat beest er over gedaan om steeds grotere vleugels te krijgen, terwijl hij tot de best aangepaste dieren behoorde.
Onzin?? Nee hoor, in elk boek over evolutie te vinden. Het bewijs: dat fossiel!
De theorie van de ''jonge aarde'' leert dat de fossielen door God in de aarde geschapen zijn om de mensen op een dwaalspoor te brengen.
Lijk mij toch ietwat ver gezocht.
Evenmin als dat de evolutie antwoord geeft op alle vragen zijn er ook wel moeilijk te begrijpen dingen in het scheppingsverhaal, maar ook symbolisch is het verhaal oer sterk. Wat was het eerste wat God zei? ‘’DAAR ZIJ LICHT’’. [en dat doet hij (nog) steeds.]

Als het heelal ontstaan is uit een oerknal, dan vliegt alle materie de zelfde kant op, uit elkaar.
Dat onze zon planeten heeft wordt verklaard door dat er een andere ster rakelings passeerde die er een sliert materie uit heeft getrokken. Hoe kan die andere zon ons passeren als alle materie zich vanuit 1 punt verspreid?
Niettemin gelooft iedere wetenschapper dit.

Waar je zelf toe behoort kun je afleiden aan de eerste zin van de Bijbel: ''in het begin schiep God de hemel en de aarde''
Als je dit leest en je denkt: '' dit is de waarheid'' hoor je bij het ene kamp, als je denkt: dat kan nooit.'' tot het andere.





zondag 8 oktober 2000

2000 10 08 06 Hoofdstuk 4 Kansberekening.


Hoofdstuk 4 Kansberekening.

Paulus schrijft in zijn eerste brief aan de Korintiërs in Hoofdstuk 15 vers 19: ’’Indien wij alleen voor dit leven onze hoop op Christus gebouwd hebben, zijn wij de beklagenswaardigste van alle mensen’’

Als je dit vers zo leest, zonder het te plaatsen in de context dan komt het vreemd over.

Immers waarom zijn wij beklagenswaardig als we in ons leven onze hoop hebben op Christus?

Stel dat de Bijbel niet het Woord van God is, maar door mensen verzonnen. Als christenen dan toch geloven dat het wel het Woord van God is, hebben ze geloofd in een illusie. So what? (= wat dan nog)

Andersom is veel erger. Stel dat je niet wilt aanvaarden dat er een God is die hemel en aarde gemaakt heeft en je Hem niet wilt dienen (wat dat inhoud bespreek ik later, maar dat dienen is goed te doen) en als dan na je dood blijkt dat er wel een hiernamaals is, dan sta je mooi met lege handen en heb je een probleem.

Wiskundige aanpak:

Uitgaande van 2 keer 2 mogelijkheden krijg je 4 kansen, waarvan er 2 neutraal zijn, 1 heel nadelig en 1 heel voordelig kan uitpakken.
Stellingen:
A Er is geen God, de Bijbel is door mensen verzonnen
B De Bijbel is waar en vertelt mij hoe ik behouden kan worden.
En twee soorten mensen:
I De mensen die het bestaan van een God en een hemel verwerpen
II De mensen die beide wel erkennen (die worden meestal gelovigen genoemd, hoewel voor de eerste opvatting meer geloof nodig is, maar dat terzijde)

Een ongelovige (I) heeft 2 kansen, als blijkt dat hij gelijk heeft (A), en er inderdaad niets is na de dood; niets aan de hand, maar als blijkt dat hij het mis heeft (B), heeft hij wel een probleem.
Een gelovige (II) heeft ook 2 mogelijkheden, als hij het bij het recht eind heeft (B) komt hij in de hemel, als blijkt dat hij in een illusie heeft geloofd (A) is er volgens mij geen man overboord.

De tekst waaruit het vers is gehaald waarmee dit hoofdstuk begon, gaat over het werk van Christus en het eeuwige leven dat de gelovige krijgt.
Hij geeft je leven doel en inhoud; Hij helpt je als het ware door dit leven heen en daarboven heb je nog het uitzicht op een heerlijke toekomst.
Als je dit verwerpt (die toekomst) ben je inderdaad zeer beklagenswaardig. Je gelooft dan dat met de dood alles ophoudt.
Maar tot geloof komen is simpel een kwestie van kansberekening.
Een gelovige heeft 2 mogelijkheden:
A I Neutraal (Jammer dan) of:
B II Wel gedaan goede dienstknecht, ga in tot de koningszaal’’
Een ongelovige heeft ook 2 mogelijkheden:
I : A Dood is dood, of
II: B Toch wel een groot probleem. Wel verantwoording moeten af leggen en geen advocaat.

De bekende filosoof Blaise Pascal heeft dit ook al beschreven, zie lemma Wikipedia: ''Gok van Pascal''.
Citaat: Hoewel bij hedendaagse besprekingen van de Gok van Pascal vaak de context vergeten wordt, is deze wel belangrijk wil men de oorspronkelijke intentie van Pascal begrijpen. De Gok zelf is te vinden in notitie 233, maar de argumentatie bestrijkt heel sectie 3 "De noodzaak van de Gok" (notitie 184 t/m 241).[2]
In notitie 194 begint Pascal met kritiek op de atheïsten van zijn tijd: hij zegt dat ze religie aanvallen zonder deze eerst grondig te onderzoeken. Zo zouden de aanvallen logisch zijn indien de (christelijke) religie pretendeerde een open en direct zichtbaar beeld van God te hebben. Volgens Pascal is echter het tegendeel waar; het zegt dat de mens vervreemd is geraakt van God, en dat God zich voor de mens heeft verborgen (in voetnoot 5 verwijzend naar Jesaja 45:15[3]). Pascal prijst iedereen die serieus met zijn twijfels en onwetendheid omgaat, en zoekende is. Maar hij beschimpt mensen die het niet kennen en niet zoeken. Hij stelt dat de bewijzen die hij presenteert daarom uitsluitend voor de zoekende zijn bedoeld.
Vanaf notitie 205 gaat Pascal verder met het omschrijven van de hachelijke situatie van de mens, als punt tussen het Niets en het Oneindige, en wijst op de beperkte kennis van de mens. "Als ik nadenk over de tijdigheid van mijn leven, opgeslokt door eeuwigheid vóór en na.... Het jaagt mij angst aan omdat ik hier ben, in plaats van ergens anders, want er is geen reden waarom ik hier ben en niet ergens anders".
Kijkend naar de natuur kan Pascal niet concluderen of God wél of niet bestaat. Hij wijst er nogmaals (notitie 233) op dat gelovigen volgens hem niet beweren rationele argumenten te hebben voor hun geloof. Als ze (gelovigen) het zouden bewijzen, zouden ze hun woord niet houden. Maar het gebrek aan bewijs laat niet zien dat het onzin is. God is, of God is niet. Als men zou moeten gokken, dan kan men de keuze voor geen van beide rationeel verdedigen, maar tegelijk dient men ook niet te veroordelen dat andere mensen wel een keuze maken. Toch vindt Pascal dat men een keuze moet maken, want iedereen die in leven is zal ooit doodgaan en moet voordien over zijn of haar lot hebben besloten.
Gezien een gelijke kans op verlies en winst, moet men een afweging maken: wat heb ik te winnen, en wat heb ik te verliezen? "Ik weet slechts dat wanneer ik deze wereld verlaat ik ofwel eeuwig in de vernietiging val of in de handen van een boze God, zonder te weten welke van deze toestanden mij voor eeuwig zal worden toegewezen." (notitie 194; overigens spreekt Pascal elders van "vernietigd worden of (eeuwig) ongelukkig zijn"[4]). Anderzijds is er een kans op eeuwig leven van geluk. Als men wint, wint men alles; als men verliest, verliest men niets: gok dus zonder te weifelen dat Hij er is, concludeert Pascal.

Er zijn verschillende punten van kritiek in te brengen tegen de redenering, een aantal mogelijke punten van kritiek zijn:
  • Pascal zegt dat degene die gokt niets te verliezen heeft, terwijl dit wel het geval is zoals hij verderop noemt: het zoeken kost tijd en gaat samen met het opgeven van aardse genoegens. Een risico hatend persoon zou daarom kunnen kiezen ‘God bestaat niet’.
  • Het kiezen voor eeuwig geluk in de toekomst, hangt af van de waardering van toekomstig geluk, of de huidige waarde van toekomstig geluk (Contante waarde).
  • Het is een ad consequentiam-drogreden. De Gok van Pascal levert geen inhoudelijk bewijs dat God bestaat, alleen het gevolg van wel of niet in hem geloven (en kan zodoende slechts als nevenschikkend argument voor geloof in God gebruikt worden).
  • Critici vragen zich af of men wel kan besluiten om te geloven in God zonder echt van zijn bestaan te zijn overtuigd, alleen maar om de hel te mijden. Als God alwetend is -zoals veel christenen stellen- dan zou hij dit bedrog meteen doorzien (zoals onder andere in Matteüs 7:21-23 wordt gesteld). Het zou daarom geen zin hebben om, uit angst om in de hel te komen, zich op het sterfbed (of eerder) te bekeren.[5][6]
  • De Gok veronderstelt dat alleen de christelijke God zou kunnen bestaan; er zijn echter talloze goden en godinnen waarin de mensheid gelooft of geloofd heeft, en Pascal kan ons niet vertellen waarom het bestaan van de christelijke God waarschijnlijker is dan dat van alle anderen. Als (een) andere god(en) de mensen opwacht(en) na de dood, zou(den) deze(n) hen evengoed kunnen straffen voor hun geloof in de verkeerde god (of, als men bijvoorbeeld veronderstelt dat de christelijke god gelijk is aan de islamitische (Allah), in de verkeerde profeet, namelijk Jezus in plaats van Mohammed). Dit bezwaar, ook wel bekend als het argument van inconsistente openbaringen, haalt de positieve winstverwachting onderuit.[7]
Einde citaat.
Kritiek op deze kritiek:
  • Het opgeven van aardse genoegens is geen verslechtering van je leven.
  • De bijbel spreekt duidelijk over een hemel, waar het beter is dan op aarde.
  • Het mag dan een drogreden zijn. is het daarom minder waar?
  • Als je weet dat God bestaat, ga je je toch verdiepen in Hem.
  • Er is inderdaad een gevaar dat je in de verkeerde god gaat geloven, maar niet geschoten is altijd mis. Als je het dan toch niet kunt weten, neem dan het geloof dat het meest logisch in elkaar steekt en leert dat je behouden bent op grond van Genade en niet door werken.